Column: Gewetenloos

Ik zeg het maar gewoon eerlijk, in de hoop dat jullie vandaag in een milde bui zijn: Ik heb mensen vermoord. Niet een, niet twee maar wel minstens drie, denk ik. Mensen hè? Geen computerspelletjesfiguren of etalagepoppen of cavia’s. Gewoon echte, levende mensen met een hart en een ziel en een abonnement op de VARAgids. Koelbloedig en gewetenloos. Ik weet namelijk niet eens precies wie het waren.

Kwakjes
Ik was jong, een studentje nog maar. Ik had een bijbaantje in de keuken van een ziekenhuis, waar ik begon als pannenschrobber. Niet leuk want ik kreeg altijd de ergst aangekoekte pannen. Maar ja, tough life als nieuweling hè? Daar moet je even doorheen. Dus ik bleef vrolijk lachen terwijl ik me de stompjes boende en toen ik hun respect had verdiend, na slechts twee jaar of zo, kreeg ik ook weleens pannen met maar een heel klein beetje aankoeksel. En wat schetste mijn verbazing toen ik op een dag een telefoontje van het uitzendbureau kreeg: ik was uitverkoren om aan de lopende band te staan!  

De lopende band voor de maaltijdbereiding was de heilige graal van de ziekenhuisvoedselbereiding, een ingenieus systeem. Vanuit hun bedjes gaven de zieke mensjes hun maaltijdwensen door. Die werden op briefjes gedrukt, naar de keuken gebracht en door de eerste persoon stuk voor stuk op de lopende band gelegd. De tweede persoon legde achter elk briefje een dienblad en een bord, de volgende het bestek, en de vierde tot en met de laatste hadden ieder hun eigen taak in de voedselverschaffing: de één gooide een braadworst of kotelet erop, de volgende een lepel aardappelpurree en de laatste een snotje groente. Zoals ik al zei: ingenieus.

Puree
Ik zal jullie besparen hoe ik langzaam opklom van briefjeslegger tot bestekgooier tot opperhoofd aardappelpurree en uiteindelijk koelbloedige moordenaar, want die weg ernaartoe is helemaal niet interessant. IK WAS OPPERHOOFD AARDAPPELPUREE! Ik weet het niet zeker, maar ik denk dat ik een vreugdedansje heb gemaakt en misschien ook wel een keer heb gespuugd in een pan die net was schoongemaakt door een beginneling. Want ja, likken naar boven en spugen naar beneden hè, je snapt het pas als je zelf aan de top van de voedselketen staat.

De aardappelpuree dus. Ik bekeek de briefjes eens. Het was bijna hogere wiskunde. Je had mensen die moesten zoutarm, of vetrijk, of juist met veel zout of vetarm of extra gepureerd en dat stond allemaal met moeilijke codes genoteerd op de zes verschillende kuipen die onder mijn neus werden geschoven. Niks geen zoutarm. 'Na-' heette dat.
De band startte en de briefjes met dienbladen rolden mijn kant uit. Zo snel mogelijk ontcijferde ik de codes. Zoutarm. Kwak. Vetvrij. Kwak. Extra veel vet. Kwakkerdekwak. Alles prima, alles leuk. Maar het was wel hard werken. Een beetje té hard, voor een nieuweling. De bladen zoefden aan me voorbij met de snelheid van een Keniaanse marathonloper en ik hield het niet meer. Regelmatig moest de band stilgezet worden omdat ik achterop raakte. Gezucht, gesteun, gerol met ogen.

Stop!
Na de zoveelste bandstopzetting dacht ik: fuk joe, de volgende keer kwak ik er gewoon iets willekeurigs op, en daarna doe ik opnieuw mijn best. Dat ging even goed, zoals in eerste instantie bij alle domme voornemens in het leven, maar daarna vloog de puree me weer om de oren, en om die van iedereen trouwens. Ogen gingen weer rollen en de band werd gestopt, waarna het gezucht en gesteun van zeven lopendebandmedewerkers extra goed hoorbaar was.

'Relax, Iris,' zei ik tegen mezelf. 'Het maakt niet uit wat je erop gooit, op het laatst controleren ze het toch nog een keer.' Kwak. Zoutarm. Whatever. Het was echt zo: aan het einde van de band stond een controleur die alles nog een keer checkte voordat het de maaltijdkar in ging. No sweat.
'Gaat het, Iris?’ riep zo'n trol met een netje op haar haren.
'Ja joh. Prima!' riep ik terug met net zo'n lelijk netje op mijn haren. Kwak. Gepureerd. Kwak. Zoutarm. Kwak eh…? Willekeurig. Kwak. Willekeurig. Kwak. Willekeurig. En ik zat goed, telkens weer! Niemand kwam me uitfoeteren dat ik een fout had gemaakt. Ik moest lottoformulieren gaan invullen, bedacht ik, zo goed als ik blijkbaar kon gokken. Ik hield het zo een hele zomer vol in die keuken en ik werd rijk. Nou ja, bijna.

Opscheppen
Laatst diste ik dit verhaal op toen ik weer eens stond op te scheppen over mijn grandioze gokkunsten.
'Maar hoe kon die controleur dat zien dan?' vroeg mijn gesprekspartner.
'Die keek gewoon op het briefje en dan naar het bord hè?' Duh. Dombo.
'Naar de aardappelpuree?' Hij keek me indringend aan. 'Zo'n dikke, gele vlek?'
'Eh, jaaaaa...' Aarzelend sprak ik het uit. Er begon namelijk iets tot me door te dringen. Ik sloeg mijn hand voor mijn mond en mijn ogen werden groot als de borden die voorheen op een band voorbij zoefden.

Je zag het niet hè, zo aan de buitenkant. Zout of geen zout, vet of niet vettig. Extra gepureerd kon je onderscheiden, maar dat was het dan ook wel.
Dus oké, ik heb mogelijk mensen vermoord. Niemand of iemand of heel veel iemanden, ik zal het nooit weten. Kwak. Een opgeblazen, natriumrijke dood. Kwak. Een vroegtijdig vette, ongezouten hartklepdood. Kwak. Een dichtgeslibte hersenkwabdood. Het kon!

Nieuwste artikelen

  • Als ik je morgen weer zie – Robbie Couch

  • De rivalen – Vi Keeland

  • Beers balkon - Jeroen Berkhout

  • Italopop - Vanja van der Leeden

  • Toespijs - Judith Cyrus

Gerelateerde artikelen

  • Snelwegstress (of: snel weg, stress)

  • Zoektocht naar columniste: de shortlist

  • Column: Zag je die piemel?

  • 9x de leukste chicklits van Nederlandse bodem

  • Recensie: Soapsop

Zoek in artikelen