Column: Práát met me

Ik moet er belachelijk uitzien, dat besef ik zelf ook wel. Want mijn mond is een beetje open gevallen en mijn ogen knipperen als een stoplicht. Ik kijk natuurlijk liever met een blik de wereld in die wat meer intelligentie uitstraalt. Maar de verbazing heeft me ingehaald voordat ik er aan kon denken, wat dat met mijn gezicht zou doen.
‘Hij … práát tegen je?’
De man tegenover me is even stil. ‘Ehm, ja. Natuurlijk.’
Maar het is niet natuurlijk. Ja, voor hem misschien. Hij heeft een dochter. En die schijnen tegen ouders te praten. Dat hoor ik tenminste van vrienden die met dat soort kinderen onder één dak wonen: meiden.
Maar die heb ik niet. Ik heb er twee van de andere categorie: jongens. En die zeggen geen woord tegen hun moeder.
‘Wat zei hij dan allemaal tegen je?’ vraag ik aan mijn vriend en ik schuif een stukje zijn richting op om maar geen syllabus te hoeven missen. Yes! Ik krijg een glimp in het leven van een zoon! Deze man heeft ‘inside information’, die gaat mij nu vertellen over voorvallen die zich afspelen in het leven van mijn kind. Mijn buik is net zo blij als ik en maakt een sprongetje.
‘Vertel!’
Mijn vriend trekt even zijn wenkbrauwen naar beneden. ‘Over waar jullie op vakantie heen zijn geweest. Over het nieuwe schooljaar, vrienden, sport, weet ik het. Dat soort dingen.’
‘Wow…’ Ik knijp even in zijn arm. ‘Dank je.’
 
Hoop
Natuurlijk is het niet zo dat mijn kinderen, herstel, zonen, helemaal niet tegen me praten of dat nooit gedaan hebben. Kom op, zeg. Ik herinner me nog goed een warme vrijdagmiddag, toen de Assistent Puber in spé, maar toen nog kleuter, zich naar mij toe draaide en zei ‘mag ik wat water? Ik heb dorst.’
Dat was een mooie dag. We hebben het gevierd ’s avonds in de stad met een etentje en daarna dansen, dansen, dánsen tot ik tegen drieën ’s nachts op blote voeten… afijn, dat komt een ander keertje wel.
En het is ook echt niet zo dat ze, nu ze puber zijn, nooit meer iets tegen me zeggen. Welnee. Zinnen als ‘wanneer gaan we eten?’, ‘gaan we al eten?’ en ‘ga jij dat nog opeten?’ zijn niet van de lucht.
Maar verder suist een oordovende stilte door het huis.
Ik had ooit hoop. Op dag 1 van de middelbare school móest zoon wel met iets terugkomen. Hier was hij immers nog nooit geweest en kende hij niemand. Het kón niet anders dan dat hij er een zin aan ging wijden. Handenwrijvend zat ik dan ook naast de voordeur.
‘Hoe was het?’ vroeg ik, toen hij binnenstapte en zijn kersverse rugzak in een hoek smeet. Ik had me vergist. Het werd geen zin. Het werd een woord.
‘Gewoon.’
Ik gaf op en klamp me sindsdien vast aan andermans kinderen. ‘Práát met me.’
 
Klooster
Tot deze week tijdens hardlopen een vriendin mij vertelde dat ze vier dagen in een klooster had gezeten. In stilte. Want ‘dan kom je zo fijn tot jezelf.’ Ik was al afgehaakt tot haar volgende zin me bijna deed struikelen. ‘Het was wel heel duur. Maar zálig.’
Je kent zo’n moment dat er een lichtje aanspringt boven je hoofd? Dat je opeens een top idee krijgt?
Ik ben linea recta naar huis gehold en heb een bordje op de deur getimmerd. ‘In retraite bij Van Oordt. Zachtjes kloppen.’ Iedereen mag hier zwijgend komen aanschuiven, jongens. Dan zwaai ik je na 4 dagen weer uit met de rekening. Cash only.

Nieuwste artikelen

  • Als ik je morgen weer zie – Robbie Couch

  • De rivalen – Vi Keeland

  • Beers balkon - Jeroen Berkhout

  • Italopop - Vanja van der Leeden

  • Toespijs - Judith Cyrus

Gerelateerde artikelen

  • Snelwegstress (of: snel weg, stress)

  • Zoektocht naar columniste: de shortlist

  • Column: Zag je die piemel?

  • Truth or dare

  • Recensie: Soapsop

Zoek in artikelen