Column: Getverderrie, kantoorherrie

Elke ochtend zodra ik met mijn toegangspasje de deuren van onze immense kantoortuin laat openzwaaien, kijk ik in een grote, hoge ruimte vol obstakels. En elke ochtend voel ik dezelfde aandrang: Ik wil duiken, springen, freerunnen. Al die zit/sta-bureaus en creatieve overleghoekjes met verschillende zitplaatsen, van ouderwetse bureaustoelen op wieltjes tot echte skippyballen: ze geven me het gevoel dat ik ben beland in een filiaal van Balorig. Ik wil apenkooiend, limbodansend en hinkstapspringend ten onder gaan en headbangend weer boven komen.

Lijdzaam

Maar helaas, ik ben geen achtjarige op een vrije studiedag. Ik ben een flexwerker. En ja, de ruimte staat vol klimbare obstakels, het is lawaaierig en het barst van de bacteriën (gedeelde toetsenborden! Mam, kom me halen!), maar tot zover de vergelijking met een binnenspeeltuin. Het is een gewone kantoordag en er zal gewerkt moeten worden. 

Dus geduldig sluit ik even later aan in de rij voor de koffieautomaat. Koel als een komkommer, en natuurlijk met mijn pasje aan een uittrekbaar koordje aan mijn rokje, wacht ik op mijn beurt. Met een uitgestreken gezicht log ik in, en stilletjes doch lijdzaam kijk ik toe hoe het bittere, bruine vocht mijn mok in spuit. Ik zal het nodig hebben. 

Bron: Shutterstock.com

Dierentuin 

Acht uur lang moet ik me gedragen en het wordt alles behalve balorig. Het woord kantoortuin klinkt vele malen leuker dan het is. Het is gewoon een ander woord voor incasseren. Andermans gewoonten, gedachten en vooral geluiden. Niezen, hoesten, hikken, blaffen, zuchten – geërgerd dan wel larmoyant – gnuiven, snorten en alle tussenvormen: elk menselijk geluid dat je voorheen voor simpel feit aannam, krijgt een andere lading zodra je er niet aan kunt ontsnappen. Zie het als een dierentuin: superleuk en schattig en verrekte interessant zelfs, al die beesten achter zo'n hek, maar in godsnaam laat Bokito niet los. Een kantoortuin is een Bokito met een chronische luchtwegaandoening die zijn hele familie heeft meegesleept. En familieleden, dat weten we allemaal, komen het best tot hun recht naarmate ze verder van je af zitten. 

Knakkerdeknak

Elke dag weer sta ik versteld van de nog onontdekte geluidssoorten die zo'n kantoorjungle voortbrengt, en wat het bij me oproept. Dat is niet per se altijd negatief hoor. Zo begrijp ik van sommige medekantoortuiniers dat het ouderwetse vingerknakken hoog in hun ergernislijstje staat. Persoonlijk heb ik dat helemaal niet. Ik houd wel van een lekkere portie vingerknakkende zelfkastijding op z'n tijd. Het geluid van bot op bot, dat schuurt en kraakt en steunt; ik mag dat wel. Als je goed luistert, kun je er zelfs een ritme in horen. Persoonlijk hoor ik graag Refuse/Resist van Sepultura, maar voor een ander kan dat zomaar Strawberry Fields Forever zijn. Maar voor de meeste mensen dus niet. Dat kan. 

Hatsjoe, hatsjmie

Ik heb andere dingen waar ik heel, heel slecht tegen kan. Ik noem zoiets als niezen. Zo'n plotselinge aanval van chemische woede in iemands lichaam, die zich door neus en mond naar buiten blaast met windkracht 120; het heeft iets obsceens. Woest maakt het me. Het ís dat je niesbuien lastig kunt opwekken, maar anders zou ik luid blaffend terugniezen. Maar geloof me: áls ik het dan doe, doe ik het goed. Niet zo'n laffe plotselinge terreur, of zo'n besmuikte, ingehouden flutnies waarbij je hersens bijna imploderen. Nee hoor, ik ben zo medemenselijk om het luid en langdurig aan te kondigen. Als ik het dan eindelijk doe, geloof me, dan weten ze het ook, zelfs drie verdiepingen hoger. En daarna kunnen ze allemaal douchen. 

Bron: shutterstock.com

De hikkepik

Dan de hik. Daarvan wil ik echt gillend uit het raam (maar ja, dat is ook zoiets hier: de ramen gaan slechts tot een kier open). De hik vind ik typisch een emotie voor mensen die zichzelf niet onder controle hebben, voor slappe zwakkelingen. Ik bedoel: kom op, even je schouders eronder, acht seconden die adem in, een keer 'boe' roepen tegen jezelf en weg ermee. Welke sukkel kan dat nou niet? Mensen die de hik hebben wil ik gewoon sláán. Flats links om de oren, flats rechts om de oren, en dan hun gezicht in een glas water duwen. Want dat laatste schijnt ook te helpen. Het glas water tenminste; niet het slaan – al zou ik dat wensen, want dan had je meer een win/win situatie. 

Stilte

Dat zijn dan nog alleen de geluiden. Er zijn zoveel andere hinderlijke zaken, breek me de bek niet open (of doe het geruisloos). Weet je, bij zo'n kantoortuin is overal over nagedacht: esthetiek, klimaatbeheersing, ergonomisch meubilair, zelfs stilteruimtes (alleen zijn die wel héél saai). Maar nergens vind je een afreageerruimte. Ik stel dus voor zoiets te ontwerpen. Gooi een ongebruikte stilteruimte vol stoelen, schotten en skippyballen, zet een koffieautomaat bij de ingang – alleen toegankelijk met een pasje natuurlijk. En dan noemen we het Balorig.

Nieuwste artikelen

  • De schandalen - Herman Stevens

  • De storm van ons bestaan - Vanessa Chan

  • De omzwervingen van Boek - Melanie van de Peut

  • Familiehuis aan zee - Simone Foekens

  • Net goed – Tjibbe Veldkamp

Gerelateerde artikelen

  • Snelwegstress (of: snel weg, stress)

  • Zoektocht naar columniste: de shortlist

  • Column: Zag je die piemel?

  • 9x de leukste chicklits van Nederlandse bodem

  • Recensie: Soapsop

Zoek in artikelen