Column: Te pletter

Er zijn van die dingen waarvan ik weet dat ze ooit zijn uitgevonden, maar waarvan ik vermoed dat ze vooral aanslaan in Japan en zo. Paraplu's voor je pumps, de babyswiffer, pruiken voor cavia's, dat soort dingen. Selfiesticks, ook. Ik bedoel: who in their right mind?! Maar ineens sta je dan oog in oog met zo'n ding, gewoon hier in Europa en tamelijk onverwacht. 
 
Uitzicht
We liepen in de Romeinse arena in Nîmes, Frankrijk. Vakantie, bloedheet en ik had een zwart jurkje aangetrokken, om maar even aan te geven hoe erg de hitte mijn hersenen verschrompeld had. Na het beklimmen van een aantal trappen kwamen we aan bij de bovenste ring. Waaah! Mooi, machtig! Die geschiedenis, dat uitzicht! Oké, het was de derde keer dat ik er was maar voor de kinderen doe je dan alsof het de eerste is. 
We waren niet de enigen, en echt ik snap dat iedereen dat soort momenten op zijn eigen manier beleeft. Maar om daar op de bovenste, niet door hekken afgeschermde muur te gaan staan met een selfiestick: dat is dan weer niet mijn manier. 
Het was een Hollandse jongen met iets op de kaken wat evengoed doorkomend baardhaar kon zijn als een paar mee-eters. Hij was een jaar of veertien en grijnsde irritant naar me omdat ik het gewaagd had hetzelfde naar hem te doen, maar dan eerder. Zijn ouders leunden met de rug tegen dezelfde muur, het gezicht afgewend: wachtend tot hij klaar was met zijn verderfelijke daad en ondertussen schaapachtig lachend in het luchtledige. 
 
 
Klap
Ik wilde tegen Driebaardharen roepen dat hij er als de godgloeiende tyfus vanaf moest komen met zijn smalle billetjes vol ongetwijfeld acne, wat zeg ik: ik was in staat in mijn bloedhete jurkje zélf die muur op te springen en hem een draai om zijn oren te verkopen alvorens ik hem er eigenhandig vanaf sleurde, maar ja, in tegenstelling tot de Fransen bemoei je je niet met andermans kinderen. Ik beperkte me dus tot het subassertief ventileren van mijn afkeuring. 'Halve gare! En die ouders staan er gewoon bij te grijnzen, wat een opvoeding! Tsssk tsssk,' of iets in die überirritante trant. Als ik de schapen was geweest, heel eerlijk, was ik opgestaan en had ik mij een klap verkocht. Maar ze bleven schaapachtig kijken – ik moet ze nageven: daar waren ze heel consistent in – en onbewust vroeg ik me af of ik dat later ook zou doen als mijn jongens pubers waren en op een dag 'Yo mam, ik ga even mijn leven wagen voor een selfie' riepen, vanwege een soort murw geslagen berusting na het jarenlang doorleven van zo'n prepuberteit. Ik was er bang voor, ik kende mezelf iets te goed. 
 
 
Aantrekkingskracht
Positief ingesteld en open minded als ik ben, probeerde ik de aantrekkingskracht van zo'n stick te doorgronden. Tuurlijk, je kon je kont eindelijk eens goed van achter fotograferen zonder dat je lichaam een dusdanig rare kronkel maakte dat je nog steeds niet wist hoe je achterste er in normale toestand voor andere mensen uitzag, ik geef toe: dit was het enige waarvoor ik zo'n ding zou aanschaffen. En als ik even doorfantaseerde wilde ik ook nog geloven dat het handig was voor totaalselfies wanneer er geen spiegel in de buurt was, want zo'n mobieltje zit op de een of andere manier altijd precies voor je gezicht (in mijn geval is dat een zegen) maar verder, algehele conclusie: nee bedankt.
 
Over het randje
Het joch bleef breed grijnzen tegen zijn mobieltje en nam er nog een paar. Steeds dichter schoof hij naar het randje en ik zou hem zó kunnen aanklagen voor een bijna-hartinfarct, bij mij, want zijn ouders bleven stoïcijns. De moeder (blond haar, bijeengehouden met een foeilelijke haarklem) keek even om en schaapte weer voor zich. Hier ergens begon het tot me door te dringen dat ze misschien bijna hóópte dat hij net dat ene stapje teveel zou doen. Wellicht was ze zelfs in staat hem erbij te helpen door, gut, opeens de drang te voelen die lelijke haarklem te herschikken waarbij ze iets te wild haar armen naar achteren gooide en haar bloedirritante puber net dat laatste zetje gaf waardoor hij nooit meer zou zeuren om zakgeld, de nieuwste iPhone of uitgaan tot half vier op een donderdagavond. Ik snapte haar wel een beetje en onbewust vroeg ik me af wat eerder beneden zou zijn: hij of zijn bestickte mobieltje. En of het mobieltje het wél zou overleven. En of het joch onderweg naar beneden nog in staat zou zijn om die knop in te drukken. Eerlijk is eerlijk: dat zou wel gááf zijn. 
 

Nieuwste artikelen

  • Als ik je morgen weer zie – Robbie Couch

  • De rivalen – Vi Keeland

  • Beers balkon - Jeroen Berkhout

  • Italopop - Vanja van der Leeden

  • Toespijs - Judith Cyrus

Gerelateerde artikelen

  • Shoptip: 5x Modetrends van deze herfst/winter

  • Snelwegstress (of: snel weg, stress)

  • Zoektocht naar columniste: de shortlist

  • Column: Zag je die piemel?

  • 9x de leukste chicklits van Nederlandse bodem

Zoek in artikelen